Stacks Image 5
LIGGING EN WEETJES

Ten zuiden van de Sierra Nevada liggen diepe, lommerrijke dalen van de Alpujarra(s), één van de aardigste uithoeken van Spanje. In de natuur die de helderwitte dorpen omringt kan je schitterend wandelen.

De machtige bergwanden en diep ingesneden dalen van La(s) Alpujarra(s), ooit een arm, geïsoleerd, naar binnen gekeerd gebied, kregen halverwege de jaren vijftig van de 20ste eeuw bekendheid door het boek South from Granada van de Engelse schrijver Gerald Brenan, die dertig jaar eerder de beschaving was ontvlucht. In de afgelopen decennia heeft zijn voorbeeld navolging gekregen van vele migranten uit de noordelijke helft van Europa: mensen die aan de stad of de luxe wilden ontsnappen of een alternatieve levensstijl zochten, maar ook kunstenaars, neoboeren en natuurliefhebbers. Recent hebben de Alpujarras weer een opsteker gekregen door de bestseller van de uitgeweken Engelsman Chris Stewart, die in Een optimist in Andalusië verslag doet van zijn belevenissen als kleine boer en schaapscheerder in het gebied.

Veel mensen die in de Alpujarras geboren zijn, zoeken hun heil daarentegen in de luxe van de stad. Hoewel de verbindingen tussen de Alpujarras en de buitenwereld inmiddels zijn verbeterd, zijn er maar weinig jongeren die het leven van hun voorvaderen als keuterboer willen voortzetten.

Hoewel het verleidelijk is de nieuwkomers te zien als indringers in een eeuwenoude levensstijl, zijn volksverhuizingen niets nieuws in de Alpujarras, en zijn de tradities niet zo diepgeworteld als ze schijnen. Toen Granada in 1492 door de christenen werd heroverd, werden de naar schatting 50.000 Moren naar de Alpujarras verdreven. Daar mochten ze hun oude leven voortzetten. Na een korte periode van tolerantie moesten ze echter kiezen tussen de doop of verbanning; de meeste kozen het eerste. Deze bekeerlingen stonden bekend als moriscos. Ze waren in naam christenen, maar bleven in het geheim trouw aan hun islamitische geloof. Toen hun echter verboden werd hun traditionele kledij te dragen, Arabisch te spreken en de rituele wassing uit te voeren, kwamen de moriscos van de Alpujarras in opstand (1567). Filips II had aardig wat moeite dit te bedwingen, maar uiteindelijk werd de revolte bloedig onderdrukt (1570). Het probleem kreeg pas een definitieve oplossing in het begin van de 17de eeuw toen alle moriscos voorgoed het land werden uitgezet. De streek werd herbevolkt met een nieuwe golf migranten, nu uit Noord Spanje. Dat verklaart waarom verschillende dorpen in de streek Galicische namen hebben.

Ondanks deze historische transfer van religie en cultuur hebben de Alpujarras een sterke Arabische invloed behouden, en dat is precies wat de streek zo aantrekkelijk maakt. Hoewel veel terrassen tegen de hellingen verwaarloosd en overgroeid zijn, worden ze nog steeds bevloeid door het Moorse stelsel van irrigatiekanalen, die zomaar uit het niets opdoemen en weer stilletjes uit het zicht verdwijnen tussen de kastanjebomen. Deze zgn. acequias maken gebruik van het smeltwater van de sneeuw. Hierlangs kan je prachtige wandelingen maken (zie o.a. de tocht doorheen de omstreken van Trevélez). Een enkele moerbeiboom herinnert aan de ooit zo belangrijke zijdeindustrie van de moriscos: de zijderups voedt zich met het blad.

Dit stukje Andalusië tussen zee en bergen, een vijftigtal kilometer ten zuiden van Granada, mag je absoluut niet missen. Je kunt hier in deze kleine bergketen aan de zuidkant van de Sierra Nevada minstens twee of drie dagen doorbrengen. Je vindt hier een reeks charmante, gezellige dorpjes, alle gelegen op een hoogte tussen 1000 en 1500 meter, en verbonden door mooie bergweggetjes. Ze zijn stuk voor stuk op hun eigen manier aantrekkelijk. Merkwaardig genoeg heeft de nabijheid van de kust deze tijdloze en afgelegen dorpjes nauwelijks aangetast. Je hebt er geen last van lawaai of menigtes toeristen. Aan het begin van de Alpujarras loopt de weg door een mooie streek, die bekend staat om zijn wijngaarden en sinaasappelbomen. Daarna slingert hij langzaam omhoog, zodat er geregeld schitterende panorama’s opduiken. Voor trekkers is dit een droom (een goede kaart is noodzakelijk). Verschillende kleine ondernemingen organiseren trektochten te voet, te paard of met een mountainbike. De beste periode om de bergbloemen te bewonderen is van half juni tot half juli, dat is namelijk de lenteperiode in deze bergregio op meer dan 2500 meter hoogte. Wie de natuur langsheen de dorpen wil bewonderen, zo ‘n 1000 meter lager, opteert best voor mei of oktober.
Stacks Image 8
DORPSARCHITECTUUR

De invloed van de Moren doet zich nog het meest voelen in de architectuur van de dorpen, die sterk aan het Marokkaanse Atlasgebergte doet denken. De huizen lijken willekeurig tegen elkaar aan gebouwd te zijn: “een chaotisch samenstel van kubussen, de één boven de ander uitrijzend en zo maar door, tot bovenaan”, omschreef Gerald Brenan het.

Deze wijze van bouwen heeft een rommelig patroon gecreëerd van beschaduwde steegjes en straatjes die zich zomaar verbreden en weer versmallen, vaak met treden en ribbels om te voorkomen dat voetgangers en pakezels bij vorst uitglijden op de stenen. De kleinere dorpjes worden doorsneden door slechts één straat, vanwaar intrigerende paadjes uitwaaieren, langs niet meer gebruikte dorsvloeren.

In de Alpujarras werd van oudsher gebouwd met materialen uit de buurt. De huizen die nog niet gemoderniseerd zijn met baksteen, aluminium en dubbele beglazing gaan dan ook harmonieus in het landschap op. De oudere bestaan doorgaans uit twee lagen: de begane grond is voor het vee en landbouwwerktuigen; op de bovenverdieping wordt gewoond. Het platte dak, met balken van kastanjehout, is bedekt met launa, een ondoordringbare laag van vergane leisteen. Hier wordt de was te drogen gehangen aan lijnen die aan de hoge, witte schoorstenen worden vastgemaakt.



Stacks Image 11
DE GASTRONOMIE

Dit microgebied heeft ook zijn microkeuken. In de eerste plaats is er de onovertroffen geurige ham van Trevélez die op ambachtelijke wijze gezouten en gedroogd wordt. Deze ham is afkomstig van witte varkens, in tegenstelling tot de zwarte varkens die in Zuidwest Spanje voorkomen, waar de pata negra (of zwarte poot) wordt geproduceerd.

Trevélez is het hoogst gelegen dorp van Spanje (de hoogste top ligt op bijna 1700 meter), en het ganse jaar waaien hier droge, koele winden, terwijl de lucht heel zuiver is. Hier rijpen jaarlijks duizenden schouder- en achterhammen in de secadoros (droogschuren) gedurende minimaal 12, maximaal (en heel uitzonderlijk) 32 maanden. Het resultaat is een schitterende vrij zachte ham, die bovendien goed is voor de gezondheid. Deze ham bevat namelijk onverzadigd vet dat bijdraagt aan de vermindering van de slechte cholesterol in het bloed. Naast de goede werking van het vet bevat de ham ook minder dan 10 % zout en 50 % meer eiwitten dan het verse vlees van de varkens.

In de río Trevélez, en in de acequias vind je veel forel. En die wordt op zowat elke kaart van de regio vermeld (trucha). De plato alpujarreño (de lokale schotel) is een stevig maar niet meteen subtiel gerecht, bestaande uit rauwe ham uit de regio, gekruide worsten (salchichón), bloedworst (morcilla), wat frieten (of de Adalusische aardappelen a la pobre) en een spiegelei. Dit laat je toe met een goed gevulde maag aan een stevige wandeling te beginnen.




Stacks Image 14
VREEMDELINGEN IN DE ALPUJARRA(S)

De Alpujarras hebben altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op de buitenlanders. Dit uitgestrekte berggebied tussen de Middellandse Zee en de hoge toppen van de Sierra Nevada is vaak het toevluchtsoord geweest voor avonturiers en vervolgden. De hoogoprijzende massa van de berg Mulhacén, het dak van het Spaanse vasteland op bijna 3500 m boven de zeespiegel, vormt de noordelijke grens van de bergketen, waar, naar verluidt, de hoogste bewoonde dorpen en berijdbare wegen van Europa liggen.

Voor de Moren, de allereerste buitenlanders die zich hier vestigden , beantwoordde dit groene berggebied aan het beeld dat ze van het paradijs hadden: één grote tuin vol stromen en beken. Na hun verbanning (17de eeuw) werd hun toevluchtsoord eerst grondig geplunderd, voordat kolonisten uit de verarmde streken Galicië en Extremadura er zich mochten vestigen.

Hoewel de Alpujarras na de verbanning van de moriscos spreekwoordelijk werd voor armoede, verloor het gebied nooit zijn aantrekkingskracht voor buitenlanders. Ze bleven er zelden lang, maar kwamen altijd thuis met verbazingwekkende verhalen over een verloren paradijs. De plaatselijke bevolking noemde deze indringers spottend los peludos, de “harigen”.

In de jaren twintig van de 20ste eeuw vestigde de jonge Engelsman Gerald Brenan zich in Yegen, waar hij een huis huurde voor 120 peseta’s per jaar. Daar begon hij de 2000 boeken te lezen die hij met muilezels had meegebracht. Brenan’s vrijwillige verbanning resulteerde in een aantal zeer doordachte boeken over Spanje en de Spanjaarden, waaronder een over zijn leven in de Alpujarras. Zijn boeken hadden echter weer tot gevolg dat er nieuwe stroom bezoekers op gang kwam en dan met name uit artistieke en intellectuele kringen. De geschriften van Brenan speelden ook een rol in de populariteit van de Alpujarras bij de “alternatieve toeristen” van de jaren zeventig die mogelijk genoeg hadden van de hasjiesjreizen naar Marokko.
In die jaren 70 waren er onmiskenbare voortekenen van een invasie van moderne peludos. Langharige buitenlanders doorkruisten in kampeerbusjes deze Hof van Eden en probeerden een plekje ver van de wereld te vinden. Verlaten boerderijen en halfingestorte huizen kwamen weer tot leven dank zij exotisch geklede hippies die hier hun versie van het paradijs op de vaak loodrechte bergwanden van de regio vestigden.

Deze bergen kregen pas echt een plekje in de harten van de alternatievelingen met de recente komst van Oosterse religies en hun volgelingen. In de vallei klinken nu de gongen van boeddhistische en sjintoïstische rituelen. In 1982 wijdde de Dalai Lama het O-Sel-Ling (de plaats van het heldere licht) in, een meditatiecentrum in de schilderachtige Poqueira Vallei. Vijf jaar nadat de goddelijke hogepriester van het Tibetaans boeddhisme er een bezoek bracht, werd een mollige Spaanse kleuter, Osel geheten, die met zijn ouders in O-Sel-Ling woonde, erkend als de reïncarnatie van de Tibetaanse opperlama Yeshé. Osel werd naar Nepal gebracht, om daar in een lamaklooster een speciale opvoeding te krijgen. De opvoeding in het lamaïsme werd echter abrupt afgebroken toen de Nepalese overheid hem zonder pardon het land uitzette omdat hij daar illegaal zou hebben verbleven. Osel is sindsdien teruggekeerd in de veilige Poqueira Vallei om er over zijn lot te mediteren.


Stacks Image 17
NIET TE MISSEN

Het westelijk deel van de Alpujarras, ruwweg het deel tussen Lanjarón en Bérchules, is niet alleen wat landschap betreft het mooist en meest afwisselend, maar biedt ook uitstekende wandel- en trekkingsmogelijkheden aan de rand van en in het Nationaal Park Sierra Nevada. Een deel van de Europese lange-afstandswandeling Spanje – Griekenland loopt door de Alpujarras.

Pampaneira, Bubión en Capileira liggen boven elkaar aan een schitterende kloof uitgeslepen door de rivier de Poqueira, die in de Sierra Nevada ontspringt. Het zijn gehuchten van niet meer dan 500 inwoners. Van het trio is Capileira de grootste, hoogste (1436 m) en meest toeristische, mede dank zij zijn ligging vlak bij het natuurpark Sierra Nevada.


Pampaneira ligt beneden aan de kloof en is verschillende keren gekozen tot het best verzorgde dorp van Spanje. Het is inderdaad een charmant wit dorpje, ondanks de souvenirwinkels. Die beperken zich tot het begin van het dorp en het pleintje rond de barokke Iglesia de la Santa Cruz (17de eeuw). Vooral jarapas, de typische handgeweven tapijten van de Alpujarras worden er verkocht, tegen een voordelige prijs. De aardige handgemaakte keramiek en sieraden zijn een manifest van Pampaneira’s kunstenaarskolonie. Voor gemotoriseerd verkeer is geen plaats in de steile, smalle straatjes zonder naam. Auto’s kan men kwijt op de parkeerplaats langs de doorgaande weg.

Bubión is het middelste van het trio en het minst toeristisch; een mooi, slaperig wit dorpje in vergelijking met Capileira boven aan de kloof, waar steeds meer hotels, pensions en restaurants verschijnen.

Iets verder ligt Pórtugos, dat bekend staat om zijn Fuente Agria, een ijzerhoudende bron achter de Ermia de Nuestra Señora de las Angustias, een kapel aan de rand van het dorp. Het water uit elk van de vijf pijpen zou een verschillende smaak hebben: uit te testen dus! Aan de andere kant leidt een trap naar El Chorreón, een waterval met roodachtige kleur waaruit blijkt dat hier wel degelijk ijzer in de grond zit.

Een andere populaire bestemming is Trevélez. Elke zichzelf respecterende tapasbar in Spanje heeft een of meer hammen uit Trevélez aan het plafond hangen. Ze worden geproduceerd in de barrio bajo, de laaggelegen en jongste wijk van Trevélez. De hoger gelegen wijken zijn sfeervoller, dat geldt vooral voor de barrio alto (de hoog gelegen wijk). Het verkeer kan niet door de smalle, steile straatjes omhoog, maar neemt de kronkelige smalle weg buitenom, waar ook de herders met hun schapenkuddes nog gebruik van maken. Wie tot op de top van de barrio alto klimt, kan makkelijk het wandelpad vinden, dat zeer stijl naar de top van de Mulhacén loopt (een bord schat het traject op 7 uur).

Ik heb er reeds op gewezen dat de natuur zo mooi is, dat het de moeite loont een verschillende weg te nemen bij de terugkeer. Je kunt bvb. over Lanjarón of via Velez de Benaudalla er naartoe rijden, en terugkeren via Torvizcón. Na Trevélez kan je ook de weg vervolgen via Juviles, Bérchules, Mecina Bombarón, Yegen en Válor, om daarna de A 337 naar de Ragua pas te nemen , die beschreven staat bij Guadix en La Calahorra.

Stacks Image 20


NUTTIGE INFO

Oficina de turismo ( VVV ) de Pampaneira. Plaza de la Libertad, naast de kerk. Open op zon- en maandag van 10.00 u tot 15.00 u. De overige dagen van 10.00 u tot 14.00 u en van 16.00 u tot 18.00 u. Zeer betrouwbare informatie. Boekenwinkel met kaarten en boeken over de Alpujarras. Op de 3D-maquettes kun je de topografie van de wandelpaden goed waarnemen. Informatie over het weer en tentoonstelling over de streek: stenen en mineralen, fauna, flora, bijenteelt, habitat. In hetzelfde gebouw huist Nevadensis Guías de Naturaleza. Dit is het kantoor van de gidsen van het middel- en hooggebergte die de Alpujarras op hun duimpje kennen. Ze verschaffen je info over de siërra en sommigen spreken Frans. Ze organiseren begeleide wandeltochten in de hele Sierra Nevada voor groepjes (minimaal 5 personen), voor één of meerdere dagen, met overnachting in een berghut. Bijvoorbeeld: de beklimming van de Mulhacén voor 40 euro per persoon. Een gids voor een dag voor minimaal 10 personen tussen de 150 en 200 euro, afhankelijk van de bestemming (prijzen 2009).

Servicio de interpretación de las Altas de Sierra Nevada (Capileira).

Bij het binnenrijden van Capileira, aan de linkerkant, voor hotel Mesón Poqueira. Open van Pasen tot november van 10.00 u tot 12.00 u en van 17.00 u tot 20.00 u. Zeer goede informatie over de Alpujarras en de mogelijke wandelingen. Dagelijkse busverbinding naar Alto de Chorillo (mei tot oktober). Vier bussen per dag tussen 08.30 u en 17.30 u. Licht je goed in over het vertrekuur van de laatste bus om terug te keren. De rit duurt 1.15 u en (8 euro heen en terug in 2009). Vanuit het Alto de Chorillo (2700 m) heb je verschillende mogelijkheden:

a) naar het ijsmeer la Caldera (beklimming 2.30 u; warme kledij noodzakelijk)
b) naar de moderne en goed uitgeruste trekkershut van de Poqueira op 2500 m. Reservering hut verplicht op 00.34.958.343349 of 00.34.659.554224 (mobiel)
c) beklimming (3.30 u) van de Mulhacén; 2.30 u voor de afdaling. Enkel voor zeer ervaren klimmers.

Gezien de wisselende uren van de microbus, is reservering noodzakelijk, op 00.34.958.763090 (nieuw nummer in Capileira) of 00.34.671.564406 (GSM van gids Paco). Van de goede week tot eind november.

Museo de Artes y Costumbres Populares Pedro Antonio Alarcón. Dit museum voor volkskunst en –tradities schetst het 19de-eeuwse leven in de Alpujarras. Calle Mentidero, Capileira. Toegang 2 euro. Open van 11.00 u tot 14.00 u. Gesloten op maandag. Toegang 2 euro.

Eten kan je in de Casa Diego, Plaza de la Libertad (naast de kerk) in Pampaneira of boven op het terras van het Restaurante Ruta del Mulhacen: het menu aan 18 euro omvat een bord aperitiefhapjes, een voor- en hoofdgerecht te kiezen op kaart, een dessertenbord, brood en één drank (september 2011).

In Capileira is Mesón Poqueira, calle doctor Castilla 11 een goed adres. Menu del día, zowel ’s middags als ’s avonds ongeveer 11 euro (2011). Dit is tevens een hotel dat kraaknette kamers verhuurt aan een schappelijk prijsje: dubbele kamer van 40 tot 60 euro, of een appartement, iets hoger gelegen in de straat van 50 (2 personen) tot 120 euro (6 personen).

Punto de información turística, calle Carcel (barrio bajo), Trevélez.